Mark


Foto @ Han Ernest
Bij de tentoonstelling in 2015 kwam een fotoboek uit : "Om de kleur van het licht".  Dit boekje ging vergezeld van dagboek -aantekeningen.



Een schilderij is er gewoon.


7 september 2014 

Ik wil geen tekst in dat boekje. Zoiets wordt snel vaag. Ik wil  vastleggen dat mijn werk bestaat. Na veel aandringen van Loes heb ik uiteindelijk besloten voor een dagboek, dat ik apart zal presenteren. Dan heeft dat minder invloed op het kijken, want vaagheden bij kunst zijn  overdone. Omdat de betekenis van kunst op zichzelf al vaag is. Daarbij komt dat een één duidige betekenis  of inhoud niet bestaat.  Veel kunstenaars hebben een doel of bedoeling met hun werk. Daar is niets mis mee. Dat zegt evenwel niets over de kracht van een schilderij. De echte reden waarom het ons  raakt. Een concrete aanwezigheid, die boven de betekenis uitstijgt. Een schilderij!
Stelt een schilderij een vraag?  “Mooi” is geen antwoord. De meest reacties zijn cliché. Wie oprecht probeert zijn ervaring  te formuleren, vertelt iets over zichzelf. Mooi: “ de duvel is mooi” zei mijn moeder. Mooi is maar een vaag begrip.

18 september

Voor mij moet een schilderij vanzelfsprekend zijn; uit een adem. Een eenheid en een harmonie. Denken en willen blokkeren die voorwaarde. Spontaniteit voorkomt dat. Dus ben ik gaan aquarelleren. Een aquarel lukt  bijna nooit in één keer. Veranderingen blijf je zien en zijn dan storend. Toch bleef ik aan de aquarel vasthouden, omdat ik gekunsteldheid wilde voorkomen. Ik zag kunstmatigheid als onecht, onzuiver. Maar natuurlijk is kunst kunstmatig. Ik besefte uiteindelijk dat het bijna onmogelijk is om iets te maken  zonder aarzeling en vanuit één adem. Ik zag in dat er net als bij schrijven, veel weggestreept of veranderd moet worden, voordat er staat wat je wilt terwijl het resultaat toch vanzelfsprekend over kan komen. Met veel geprobeer en geknoei, vind je dan de oplossing als bij toeval;  anders dan wat je had verwacht. Maar het werk is voltooid. Je hebt het gevoel dat je je ei kwijt bent.

19 september

Ik moet niet nadenken als ik schilder.  Ik moet kijken. Als ik alleen maar kijk dwalen mijn gedachten af. Daarom moet ik actief zijn, werken, proberen. Op zichzelf zinloos gedoe,  maar ik blijf geconcentreerd. Dan zie ik het opeens en begrijp ik niet hoe dat zolang kon duren. Er is dan heel wat verf versmeerd.  
Afmaken is geen mooi maken.  Mooi maken is decoratief maken.

22 september

Toch vind ik dat een goed schilderij ook decoratief mag zijn. D.w.z.  een bijdrage kan leveren aan de ruimte waar het zich bevindt, door de manier waarop het in elkaar steekt. De vormen, de kleuren , de maat en de contrasten kunnen de ruimte beïnvloeden.
Alles is al gezegd. Het gaat er niet om wat je zegt maar om hoe je het zegt. Hoe geef je het vorm? Orginaliteit  is slechts een herhaling van het bekende op een nieuwe manier. Een ander licht erop laten schijnen. We kunnen elkaar en kunst alleen maar herkennen in wat we gemeen hebben.

23 september

Ik start wel degelijk figuratief als  iets me treft.  Maar voor mij is een beeld  niet wat erop staat. Een beeld is één geheel zoals een vlag of een schild (schilderen is schild maken). Ondergrond en motief zijn één (geen diepte).
Een opzet of een eerste schets vind ik eigenlijk als bij toeval; dat geldt ook voor een schets naar de natuur. Er zijn legio andere mogelijkheden voor hetzelfde uitgangspunt. Waarom houd ik er dan zo halsstarrig aan vast? Is dat koker denken? Angst? Luiheid?  Of is die schets echt de moeite waard? Misschien is het zo dat als je eenmaal iets denkt te hebben, dat dan pas de motivatie ontstaat om door te gaan. Je raakt geïnteresseerd en ziet mogelijkheden.

24 september

Kon ik maar als een willekeurige toeschouwer naar mijn werk kijken.

25 september

Je hebt kunst waarbij je moet weten of kunnen zien wat het is (voorstelt) anders is er niks aan. Daarom doen de schilderijen van  M. Dumas het zo goed in de krant. Ze appelleren aan kennis van zake.

Maar een huis alleen is toch ook niet mooi omdat het een huis is? Een brug toch ook niet? Of een kerk? Een schilderij hoeft niets  te zeggen over iets. Een schilderij moet voor zichzelf spreken.
Vanuit smaak kijken:  In dat opzicht kan je sociale omgeving  je in de weg staan. Je raakt je eigen oordeel kwijt want smaak deel je met je  “peergroep”. 
Je drukt niets uit door het te benoemen, slechts pas door het een context te geven. Bijvoorbeeld door de kleur van de ondergrond.

26 september  

Ik kan me wel meten aan schilders; ik moet niet op ze gaan lijken. Een kritische houding leidt tot plaatsbepaling. Zomaar genieten van kunst is dus niks.

30 september 

Evenzo als de schoonheid van de natuur te bevatten is, in principes  van opbouw in contrasten, maatverschillen, ritme, vorm, kleur, etc. geldt dat voor beeldende kunst, muziek en poëzie.
Omdat bij kunst zo duidelijk is dat een  compositie (opbouw) door een mens tot stand is gekomen, vormt dat een deel van de ontroering. Het onderwerp zal zeker invloed hebben op die ordening. Maar de manier waarop een rangschikking  uiteindelijk gerealiseerd is, bepaalt de beeldende zeggings-kracht ervan.
Klanken en kleuren bezitten gemeenschappelijke bijvoegelijke naamwoorden (warm, koel, helder, licht etc. )

1 oktober        

De moraal: De geldende moraal, de algemeen heersende norm, dient geen rol  te spelen. De persoonlijke moraal staat zeer in de weg, remt. Alles mag als je het van jezelf kunt accepteren, als je maar niet acteert. Soms doe ik iets intuïtief waar ik onzeker over ben omdat ik het nog nooit eerder gedaan heb. Als het onzuiver is kom ik er uiteindelijk wel achter.

2 oktober 

Als alles de zelfde kleur heeft is heel de wereld grijs.

3 oktober
        
Het onderwerp is slechts de motivatie; een aanleiding om te gaan zingen. Ik moet er wel affiniteit mee hebben. Het gaat om de muziek.

4 oktober
        
Die clown van Renoir in het  Kröller-Müller vind ik fantastisch; zo vast neergezet. Vorm is samenhang.

5 oktober
         
Psychiatrie bakt eenheidsworst. Maar wie afwijkt is ongelukkig. Kan een schilderij normaal zijn?

7 oktober
        
Wat moet ik met een boodschap? Ik maak het voor mezelf;  niet voor anderen.  Het hoeft evenmin te lijken op iets wat ik bewonder in de schilderkunst. Dan wordt het nooit wat ik zoek.  Ik wil  er blanco tegenover staan.

Een schilderij moet licht geven. Het gaat om het licht. Momenteel heb ik letterlijk het schijnen van een lamp als onderwerp. Hoe het er verder uit gaat zien heb ik niet in de hand. Het wordt steeds anders. Nooit wat ik voor ogen heb. Maar het licht is een voorwaarde. Kleur is de belangrijkste factor daarbij. De ene kleur kan gaan oplichten ten opzichte van de andere.  Je kunt kleur niet denken. Je ziet een kleur pas naast een andere kleur. Je ziet het  op je schilderij; niet in de tube. Je moet contrasten vinden; niet noodzakelijk in licht en donker, maar vooral in warm en koel.  Het moet helder blijven; geen havermoutpap.

Ik kan niet plannen. Ik moet improviseren; anders geloof ik er niet in. Zolang ik het wantrouw is het niet goed. Ik kan niet hopen dat anderen er meer in zien dan ik. De geilheid van het materiaal, hoe je daarmee omgaat telt zeker mee. Er zit iets erotisch in een schilderij,  als in een dood beest. Alles vind je als bij toeval. Je ziet het pas op je schilderij. Je vermoedt slechts de gevolgen van een ingreep. Je probeert maar wat. Dat zou beslist ook anders kunnen. Totdat alles zich naar elkaar voegt. De volmaaktheid van het toeval?  Het is pas goed als ik dat vind; en dat is geen toeval.

9 oktober       
 
Ik wilde een  schilderij aanvankelijk niet veranderen wat betreft het onderwerp. Een stoel moest een stoel blijven. Ik vond het oneerlijk; een handigheidje of zoiets, om daar bijv. een bos bloemen van te maken. Eindelijk begon ik in te zien dat het er helemaal niet om gaat wat erop staat. De eerste schets is maar een beginnetje. Hoe het verder gaat kun je niet voorzien.

10 oktober
        
Doorwerken is niet  aanpassen aan wat je al hebt;  maar kan contrasterend zijn.  Afwerken bestaat niet.  Restaureren mag. Bij het verdergaan ligt de oplossing in het werkstuk zelf. (Wat moet erbij?wat moet eraf? Zie ik iets karakteristieks? Ga ik daar op door? ed.)

13 oktober
       
Ik vind het wel iets als een schilderij met bijna niets tot stand is gekomen.  “Zoals een wolk”, zei Michelangelo,  geloof ik. Een schilderij is niets anders dan een vage herinnering. Maar daarom kan  de constructie nog wel heel concreet zijn!

14 oktober
         
Voor de duidelijkheid denk ik zwart-wit. Nuances zoek ik op mijn schilderij.

15 oktober
           
Ik hou van het grote gebaar en de brutale voordracht. Dat is lang niet altijd nodig. Het blijft waar dat een schilderij niet pietepeuterig mag zijn. Dat eenvoud en duidelijkheid voorwaarde zijn. Hoe langer ik doorga, hoe meer het punt nadert dat het niet anders kan. Dat ervaar ik als onmacht. Omdat het schilderij me dwingt,  haal ik steeds meer de felle kleuren eruit die ik zo graag wil. Heb ik dan niets te willen? Komt het slechts op mijn pad?

3 november
       
Van slechte schilders leer je veel; je ziet hun bluf en mystificatie. En je weet dat je die trekjes zelf ook hebt. Beter kun je je meten aan Velasques of Pierro della Francesca.

5 november  
      
Het moeilijkste is om aan je werk te zien wat eraan mankeert. Je voelt dat het niet klopt maar door het werken eraan  ben je er zo vertrouwd mee dat je de tegenstrijdigheden niet meer ziet. Je denkt dat de aanpak zoals je hebt gekozen zaligmakend is. Het is  moeilijk om daarover heen te komen. Toch zijn er duizenden mogelijkheden welke des al niet te min het uitgangspunt niet  verzaken. Bij dat gezwoeg raakte ik de weg kwijt. Alle overtuigingskracht verdween geleidelijk aan. Ik bleef maar doorassociëren met vormen. Het sloeg nergens meer op. Sindsdien zoek ik de oplossing om iets uit te proberen, door over het glas (dat voor het ingelijste werk zit) heen te schilderen. Ik kan dan op die manier zien waar de schoen wringt. Toch ben ik dan ook vaak te enthousiast geweest en heb het dan te snel definitief gemaakt. Schilderen is een moddergevecht.

6 november

Voer voor psychiaters: de aller individueelste emotie.

8 november      
   
Als jongen eindeloos geoefend op de handtekening van mijn vader. Had ik nodig voor school. Daardoor heb ik begrip voor de lijn gekregen. Een lijn moet je direct en resoluut trekken anders wordt het niks. Die natuurlijkheid wilde ik in mijn schilderij ook verwezenlijken. Later realiseerde ik mij dat natuurlijkheid niets met aplomb te maken heeft.

Een schilderij vloeit voort uit wat er al is. Wat er al is. Wat er al is op dat vlak. Het moet wel naar je toegroeien. Gekunsteldheid valt onmiddellijk op. Dat weet ik  van sprekers, vergaderaars, entertainers, verkopers en kunstschilders.

10 november 
         
Alles wat we bekijken willen we benoemen. Het is een wolk, een boom, een beest, een koe misschien? Als dat eenmaal vastgesteld is zijn we gerust en kunnen we overgaan tot de orde van de dag.

12 november
  
Zeker moet elk schilderij een stemming hebben. Dat is iets anders dan sfeer. Sfeer is onbestemd. Een sfeertje hoort bij het uitgaansleven. Atmosferisch hoort bij het impressionisme. Een stemming is een gemoedstoestand; hoort bij mij;  ik voel me erbij thuis.  De stemming van een schilderij ontstaat vanzelf  door de aandacht alleen  te richten op  visuele vormaspecten en kleuren  ten opzichte van het vlak en van elkaar. Verder werkend in die benadering kunnen ingrepen of keuzes die ik maak slechts over vorm gaan en zullen daardoor niet noodzakelijk een betekenis accentueren. Toch zijn die ingrepen niet objectief. Want alles wat je bent speelt daarin mee.
Het handschrift heeft fysieke kenmerken en draagt bij aan de totale stemming. Ik legde teveel het oordeel bij de toeschouwer; een slechte raadgever want de enige die mijn werk kan beoordelen ben ik zelf. Je schiet er niets mee op als anderen het mooi vinden. Want de twijfel blijft totdat je zelf tevreden bent. Het ijkpunt is zo vaag. Natuurlijk:  de opbouw van het schilderij. Maar uiteindelijk is  de stemming het criterium. (Omdat ik last heb van stemmingen weet ik verdomd goed wat een stemming is). Ik moet vertrouwen op mijn intuïtie

15 november
        
Schilderen is heel erg moeilijk als vak. Er gaat veel arbeid in zitten.  Voor mij  is een schilderij  een lange reeks probeersels, welke je steeds bijstuurt totdat de puzzel in elkaar valt. Het overkomt me min of meer.

Ook  moet een schilderij een soort wiskundigheid in zich hebben.  Onderwerp envlak moeten één geheel zijn;  in elkaar smelten als een dambord.  Een klein vormpje op een groot egaal vlak werkt al illustratief. De schilderijen van Miro zijn vaak illustratief.

17 november         
 
Een slechte vakantiefoto kan ontroeren. De herinnering kleurt en vertroebelt dan het kijken.  De foto werkt dus associatief. De kwaliteit ligt dan bij onszelf en zit niet in de afbeelding. Deze  vergissing komt vaak voor bij kunst; vooral bij figuratieve kunst. Aan kunst wordt vaak iets toegedicht. Dat kan je bij je eigen werk ook gebeuren.

19 november
       
Een schilderij krijgt zijn betekenis niet  door het idee of het onderwerp. Dat is slechts de motivatie. Het ontstaat vanuit een mentaliteit die abstracter is. De behoefte om het hele vlak compleet te maken; het hele schilderij vorm  te geven. De existentie zit in het totaal van alle verhoudingen  op dat rechthoekige vlak.

22 november

Spontaniteit is een goed begin. Er ontstaan oplossingen die ik onmogelijk bedacht kan  hebben en die ook voor mezelf een verrassing zijn. Als ik er verder aan werk, kan er van alles gebeuren. De oorspronkelijke vondst mag  me dan niet in de weg staan. Maar als het goed is, is het goed en moet ik er verder van af blijven;  dat is moeilijk.

25 november
         
Sommige dingen doe ik zomaar en dat zijn vaak niet de slechtste . Toch zoek ik beheersing. Is beheersing zolang oefenen tot het in je gegroeid zit ?( Net als bij sport of Chinese kalligrafie?). Kunnen is dan geen rem meer. Je kunt je helemaal geven.
Is beheersing je hoofd leeg kunnen maken? Of is beheersing zelfvertrouwen? Als ik een goed ding verpest omdat ik een foutje wil verbeteren, dan is dat  burgerlijkheid. Spontane dingen zien er zeker overtuigend uit maar ik wil toch iets bewusters neerzetten.

Voetbal is competitie! Geld is oorlog! Schilderen is actie!

26 november
         
Niet wat ik wil maar wat ik zie!  Dat is voor mij van alles proberen,  ik zie het niet vaak in één oogopslag. Een schilderij is verf totdat het klaar is. Pas dan zie je er niet meer aan af wat voor geknoei het geweest is. De wanhoop, de mislukking, het ziet er allemaal zo vanzelfsprekend uit. Daardoor dacht ik vroeger: ”dat kan ik ook”;  “ik wil schilder worden’’. Ik wist niet wat ik tegen zou komen.                                                                                                      
27 november
       
Soms herken ik iets in mijn werk wat ik geniaal vind. Later blijkt dan dat ik dat al eens ergens gezien heb.  

28 november
         
Een schilderij mag niet vaag zijn. In eerste instantie werk ik vaak tastend. Ik heb de vorm nog niet scherp voor ogen. Het is ook goed als ik mezelf niet meteen vastleg. Al werkend vind je je vorm misschien. Uiteindelijk moet die vorm logisch worden: de definitieve vorm van het voltooide schilderij is vast en onmiskenbaar. Zou je dat de intelligentie van de vorm kunnen noemen? 
De inhoud van kunst is multi-interpretabel: als een spiegel; ieder ziet zich zelf erin. Kunst gaat ook niet over wat erop staat of hoe het erop staat of waarom het erop staat. Alle drijfveren en alle redenen zijn  legitiem.  We zien een ordening van vormen die onmogelijk toevallig kan zijn. We herkennen die  als van onszelf. 

29 november
        
Dat ordeningsgevoel hoort bij de menselijke natuur. Bij de tentoonstelling van Herman de Vries was ordening alléén mij te weinig. Ik miste de variatie in beeldende mogelijkheden. De visuele ervaring in zijn werk vond ik erg esthetisch, mooi, aangenaam. De tentoonstelling gaf voornamelijk de indruk van een verzameling. Maar door de onmiskenbare integriteit ontroert de volhardendheid van een persoon. Dat wordt niet regelrecht opgeroepen door de werken. Je wilt het geloven maar je hebt wel veel informatie erbij nodig. En er is toch al de neiging om helden te creëren. (Het van Gogh museum is daar een goed voorbeeld van).

1december
  
Omdat ik vind dat een schilderij vooral een visuele ervaring is; een “eyecatcher“ en omdat ik vind dat het totale schilderij één vorm is maakte ik het gekozen onderwerp zo groot als het totale vlak en met duidelijke vormen (strepen voornamelijk). Ook wilde ik het  in een adem maken. Nu op dit ogenblik heb ik gekozen voor een vorm kleiner dan het totale vlak. Daardoor ontstaat de noodzaak het hele vlak , dus ook de restvormen of de ondergrond, tot een totaal te maken. Die restvormen mogen voor mij dus geen achtergronden zijn, “als  van ondergeschikte betekenis”. Een achtergrond maakt het onderwerp illustratief, accentueert de betekenis van het onderwerp zelf.
Ondergrond is een beter woord dan achtergrond. Ondergrond is concreet, begrensd en heeft een maat. Achtergrond is een vaag begrip, is diepte, wazigheid. 
Ik ben geen groot  schilder; maar ik weet wel wat een schilderij is. Soms maak ik iets wat de moeite waard is.

Bij het hondje met die witte kan, wilde ik het werk opbouwen uit losse elementen die allemaal even dichtbij staan. Dat was geen voornemen; dat idee ontstond tijdens het werk.  Zo`n uitgangspunt is te overzien en geeft houvast. Het streven is naar mijn mening gelukt. Toch is dat  niet de betekenis van dit schilderij. Die betekenis weet ik zelf niet. Het geeft vertrouwen dat als mijn  voornemens lukken, dat ik dan geen rookgordijn aan het optrekken ben. Dat is ook het gevaar bij schrijven over kunst.
Het zijn de omstandigheden die mij dwingen. De drive is betrekkelijk. Pas nu ik er aan vast zit schrijf ik. Maar ik vind het  ook leuk om te doen. Voor mij  moet een schilderij scherp zijn. De tegenstellingen kunnen teer zijn als alles er maar duidelijk afgebakend op staat. Nergens doorgepoetst :  Een grote vorm,als totaliteit herkenbaar. Een schilderij is een zoektocht. Ik vind alles bij toeval. Het is helemaal niet de bedoeling om het echt te maken. Ik zou denken: hoe echter, hoe slechter.

10 december
          
Vandaag een uitnodiging gekregen van Harrie Peters. Hij wordt 65 jaar en stuurde een uitnodiging met een reproductie van  “de Regentessen van het Oude Vrouwenhuis” van Frans Hals. Er zit symboliek in, denk ik. Maar waarom die vrouwen? Ik vind dat schilderij veel mooier dan de Nachtwacht. Het is abstracter;  minder illustratief. Lichte vlekken over een donker vlak. Mooi verdeeld; een “eyecatcher”. In ongeveer diezelfde maat heb ik ook een schilderij gemaakt. Ik vind dat nog steeds een goed ding maar wat is het banaal en ongenuanceerd vergeleken bij deze Hals. Het is brutaal en ik vind dat zeker een kwaliteit bij kunst. Toch zou ik liever die regentessen geschilderd hebben. Alleen al het rang- en standsverschil tussen de personages! Uitgedrukt in lichte vlekken van handen, hoofden en kragen. Ik wil mij niet meten aan hedendaagse kunstenaars. Dan word ik teveel beïnvloed door de actualiteit.  Schilders die zich door de tijd bewezen hebben zijn voor mij een betere maatstaf. Willem de Koning!
De meeste kunstwerken blijven steken in het idee.

13 december.
         
De laatste jaren heb ik het zelfvertrouwen om lang door te gaan op een ding. Dat komt voor een deel omdat ik gedwongen wordt met mijn energie te woekeren. De drive wordt minder. Ook omdat mijn ambitie me niet meer zo in de weg staat. Niet zo resultaatgericht. Ik doe het nu meer uit nieuwsgierigheid. Mijn wil staat me ook minder in de weg. Ik laat het maar komen en ben pas tevreden als ik het zelf goed vind.

15 december
       
Ik ben opgegroeid in een tijd dat vaardigheid en kundigheid van grote waarde waren.  De bedoeling daarvan werd minder duidelijk geformuleerd. Dingen die per ongeluk  op mijn weg kwamen vond ik mooi meegenomen. Maar ik vertrouwde ze niet en hechtte er minder waarde aan. Ik zag ze als een handigheidje.

17 december
       
Vandaag een schilderij klaargekregen. Dat met die citroengele bogen. Ik geloof dat het nu wel goed is. Uiteraard gaat het over licht. Door contrasten in warme en koele kleuren, de eenheid van het vlak, het totale gebaar. Het was een schilderkunstige uitdaging om iets te doen met zo weinig mogelijk middelen. Beheersing speelt zeker een rol, vat op de zaak. Heeft het ook iets ruimtelijks? Jammer dat het zo vies geschilderd is. Misschien doe ik het nog wel eens over. Ik denk nu een beetje aan dat beeld van Naum Gabo bij de Bijenkorf in Rotterdam.
 
18 december          

Wat je vaag vermoedt moet je niet vaag schilderen. Ik kan niet tegen kritiek en denk gauw aan jaloezie.

19 december
        
Ik geloof dat je geen accenten moet leggen in een schilderij. Dat maakt illustratief. Pas als een schilderij één ding is, een totaal oppervlak met één karakter, door bijvoorbeeld  vormverwantschap, richting of constructie, pas dán wordt het een beeld en toont het een eigen aard.

20 december
        
Het is toeval als ik iets vind. Het is geluk als ik het herken. Het lijkt wel zó, maar toch is een kunstenaar geen  goudzoeker want die vindt, vooringenomen, alleen maar de glimmende dingen. Ik daarentegen moet overal op letten. Ik  weet niet wat ik zoek. Opeens zie ik het en kan ik verder.

21 december

Kunst kan geen eenduidige inhoud hebben. Dan is het een dogma of een illustratie.

22 december
        
Kunst verandert omdat de maatschappij verandert, niet andersom.  Inzichten veranderen. Kunstenaars zijn vaak spreekbuis. Evenals politici en intellectuelen. Ze lopen voorop in de stoet maar het zijn geen zieners. Belangrijk is dat zij bestaande  inzichten op een nieuwe manier vormgeven.  Het standpunt verandert letterlijk en figuurlijk. Beeldende kunst is fysiek, domweg tastbaar aanwezig. Zintuiglijk, net als muziek. Wat in de geest zit kan aanleiding zijn maar zichtbaarheid geeft de doorslag.

23 december
         
Wat je bezielt moet je concreet maken in klanken, vormen of woorden. Maar wat bezielt mij?

24 december
           
Is kunst religieus? Ik verafschuw de aanvaarding, vooroordelen en vaststellingen van religies. De wereld gaat eraan ten onder. Wat dat betreft zijn wetenschappers de echte helden.

29 december
           
Ik ben geenszins verlegen. Ik weet niet altijd wat ik moet zeggen omdat ik kritisch ben. In gezelschappen kan ik beter mee (ik kom  uit een groot gezin).

2januari

Het moeilijkst zijn de ondergrond en de restvormen. Zij zijn bepalend voor de stemming. Zij zijn de context.

3 januari
                 
Abstracte kunst kan wel degelijk ontroeren. Rotko, in zichzelf gekeerd en melancholiek. Als er nog kleur in de schilderijen zit,  ontroerend! Het zijn absoluut die kleuren; als muziek. De kapel is prachtig maar de schilderijen zijn hier architectuur geworden. De kleur is weg. Datzelfde effect heeft de duistere presentatie van het werk. Het gaat dan niet meer over schilderkunst. Toch zou  de totale ruimte wel beter mee mogen doen om tot een envirement te komen. Evenwel; schilderijen moeten helder licht kunnen verdragen.

4 januari 2015  
   
Ruimte wil ik in een schilderij niet accentueren. Die zit in de geest van de toeschouwer.

5 januari
  
Kunstenaars zijn specialisten. Die heb je in allerlei soorten.
Figuratieve kunst bestaat eigenlijk niet. Je mag er best wat in zien maar dat maakt het schilderij op zich niet spannender. Het kan een opstapje zijn om verder te kijken.

7 januari
   
Kunst wordt ondanks onbegrip aanvaard; net als religie. Wij moeten ons niet laten intimideren. Ik vind alles bij toeval. Maar toeval moet eruit gehaald worden. Is dat het geheim van kunst?  Een logica die wij niet begrijpen maar waarin wij onszelf herkennen.

8 januari  
 
Als je gaat slapen met een gedachte werkt dat door in je hoofd.
De beste schilderijen kun je voor een jurk gebruiken. Niet als print maar als constructie (ik denk aan Frans Molenaar).
Figuratieve kunst bestaat eigenlijk niet.  Want een schilderij is slechts een ding, zoals de zon en de maan. Wanneer de zon ontroert, of een landschap, een spelend kind, dan is dat van dezelfde directe orde als de ervaring van een schilderij. Je wordt erdoor getroffen;  het is een herkenning, meer niet. Uitleg is overbodig!
Alles speelt mee in de opbouw van een beeldvlak, mensen, dingen, ervaringen. Alles is oké. Indien het maar opgaat in de totale aanwezigheid van het vlak. Evenwel, wanneer het te belangrijk wordt, dat een figuratie zélf de betekenis van dat schilderij is en dat daardoor iet bepaalds tot uitdrukking wordt gebracht, iets wat buiten het wezenlijke van de toeschouwer is, als men daar fantasie voor nodig heeft, of kennis, dan wordt schilderkunst een middel tot. De wisselwerking met zo`n schilderij is niet meer direct  maar gaat via het verstand.

Voor mij is schilderen slechts een manier om me te uiten. Getroffen door mensen, dieren of dingen in een bepaalde situatie (vooral het licht), en mijn zin daarop te reageren, kom ik in actie: bewegen, kruipen, zingen, dansen. Geluk is voor mij lichamelijk. Ik wil dat vormgeven. Veel meer betekent het niet. Kleur is de muziek,  handschrift de actie. Maar het moet meer zijn dan een uiting van vitaliteit. Er zal systeem in moeten zitten. Ik wil een vanzelfsprekende vorm.

Een afbeelding is voor de krant; een verbeelding is een illustratie; een beeld is er gewoon.

Siegmund, Rijswijk 2015